-
1 afgeven
déposer -
2 deponeren
déposer -
3 in bewaring geven
déposer -
4 telegraferen
déposer -
5 afzetten
1 [afnemen en ergens neerzetten] enlever2 [buiten werking stellen] arrêter3 [amputeren] amputer4 [oplichten] escroquer (qc. à qn.)5 [afscheiden] clôturer6 [van, tegen iets afduwen] repousser7 [uit zijn ambt ontzetten] destituer8 [op enige afstand plaatsen] écarter9 [laten uitstappen] déposer11 [omboorden] galonner (de)♦voorbeelden:het geweer afzetten • reposer son fusilhet huis was door de politie afgezet • la maison était cernée par la police〈 figuurlijk〉 zich afzetten tegen (iets, iemand) • s'insurger contre (qc., qn.)zich afzetten • prendre appelkwellende gedachten van zich afzetten • chasser les idées noires de son esprit1 [snel afkomen] se jeter2 [voor een sprong] prendre appel♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • foncer sur qn.er kwam een massa sneeuw van de berghelling afzetten • une masse de neige dévala de la pente -
6 deponeren
-
7 indienen
♦voorbeelden:een onkostennota indienen • présenter une note de fraiseen wetsontwerp indienen • déposer un projet de loi→ link=ontslag ontslag -
8 inleggen
3 [anders gekleurde stukjes inzetten] incruster♦voorbeelden: -
9 neerleggen
1 [algemeen]poser (qc.) ⇒ 〈 in horizontale positie〉coucher (qc., qn.)2 [afstand doen van; ook juridisch] déposer3 [doden] descendre♦voorbeelden:iemands bevelen naast zich neerleggen • braver les ordres de qn.ik heb de sleutels op de tafel neergelegd • j'ai mis les clés sur la tableik heb tien gulden moeten neerleggen • j'ai dû allonger dix florinsclausule, neergelegd in een contract • clause couchée dans un contratII 〈wederkerend werkwoord; zich neerleggen〉1 [+ bij][berusten] se résigner (à qc.)♦voorbeelden: -
10 slib afzetten
-
11 afzetten
-
12 indienen
wwprésenter, déposer -
13 inleggen
ww1) déposer [banque], miser [jeu d'argent]2) confire [sucre], conserver (à l'eau de vie, au sel)3) incruster -
14 aanslaan
1 [snel en kort raken] frapper3 [gereedmaken] mettre en état de fonctionner4 [beslag leggen op] confisquer5 [dieper indrijven] enfoncer♦voorbeelden:een toets aanslaan • frapper une touche2 iemand hoog aanslaan • avoir qn. en haute estimeiemand te hoog aanslaan • surestimer qn.iemand te laag aanslaan • sousestimer qn.→ link=toon toon1 [m.b.t. een motor] démarrer2 [zich aan de oppervlakte vasthechten] se déposer3 [beslaan] s'embuer4 [goed ontvangen worden] être bien accueilli5 [even geluid geven] se mettre à faire du bruit6 [wortel schieten] prendre7 [salueren] saluer♦voorbeelden: -
15 afleggen
1 [afdoen] ôter2 [zich ontdoen van iets vervelends] se débarrasser de3 [verrichten] faire4 [ten einde volgen] parcourir5 [afnemen en elders neerleggen] retirer6 [m.b.t. een lijk] faire la toilette de♦voorbeelden:zorgen afleggen • se débarrasser de ses soucis→ link=bekentenis bekentenis, link=bezoek bezoek¶ het afleggen tegen iemand • ne pas être à la hauteur de qn.die broek begint het af te leggen • ce pantalon rend l'âme -
16 bij
bij1〈de〉♦voorbeelden:————————bij21 [bij kennis] conscient2 [gelijk] à jour3 [van alles op de hoogte] à la page♦voorbeelden:het koren staat er best bij • le blé promet une riche moissonom en(de) bij • environten naasten bij • à peu de chose près————————bij3〈 voorzetsel〉1 [in de nabijheid van; m.b.t. een raken aan, bereiken] près de3 [m.b.t. een meevoeren] avec4 [voor, in tegenwoordigheid van] à⇒ auprès de5 [gedurende, onder] par⇒ à6 [gelijktijdig met] à⇒ lors de7 [in geval van] en cas de8 [wegens; m.b.t. een omstandigheid, in eden en verzekeringen] par♦voorbeelden:1 iets bij de hand hebben • avoir qc. sous la mainbij een kruispunt komen • arriver à un carrefourbij het raam • à la fenêtrebij het stadhuis • près de l'hôtel de villebij de wind zeilen • naviguer près du vent〈 figuurlijk〉 iets er(gens) bij halen • mêler qc. à qc.ik woon hier vlak bij • j'habite tout près d'icihet is bij zessen • il est près de six heuresdat is bij de boeren zo de gewoonte • c'est la coutume chez les paysansbij familie logeren • loger chez des parentsiets bij zich hebben • avoir qc. sur soizij had haar dochter bij zich • elle était avec sa filleinlichtingen bij een loket inwinnen • se renseigner à un guichetbij zichzelf zeggen • se dire (tout bas)bij tijden • de temps en tempsbij het vallen van de nacht • à la tombée de la nuit6 bij deze bekentenis bloosde hij • à cet aveu, il rougitbij een glas wijn iets bespreken • discuter de qc. autour d'un verre de vin10 wat is hij nu bij een dichter als Achterberg? • que vaut-il à côté d'un poète comme Achterberg?de kamer is 6 bij 5 • la pièce mesure 6 mètres sur 511 iets bij het gewicht verkopen • vendre qc. au poidsbij paren • deux par deuxde mensen kwamen bij duizenden toelopen • les gens vinrent par milliers¶ wat drink je bij het eten? • que bois-tu en mangeant?heb je iets bij de koffie? • as-tu qc. à servir avec le café?bij een mening blijven • persister dans une opinionsoort bij soort leggen • trierik was niet bij de vergadering • je n'ai pas assisté à la réunionbij elkaar zijn het er 20 • il y en a 20 en touthet er niet bij laten • ne pas en rester làik ben er toch zeker zelf bij • je suis majeur et vaccinéer mag nog wel wat bij • un peu plus ne fera pas de torter moet geld bij • il va falloir ajouter de l'argent -
17 claim
♦voorbeelden: -
18 de boeken neerleggen
de boeken neerleggen -
19 de wapens neerleggen
de wapens neerleggen -
20 droppen
1 [ergens afzetten] déposer2 [uit een vliegtuig werpen] parachuter♦voorbeelden:1 waar zal ik je droppen ? • où est-ce que je te dépose?♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
déposer — DÉPOSER. v. actif. Destituer, ôter d une dignité, d un emploi. On le déposa de sa Charge, de son Emploi. Il mérite qu on le depose. Déposer un Pape, un Empereur, un Évêque.Déposer, signifie aussi, Confier à quelqu un, lui remettre. Déposer une… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
deposer — Deposer. v. a. Destituer, oster d une dignité, d un employ. On le deposa de sa Charge, de son Employ. il merite qu on le depose. Deposer, signifie aussi, Mettre en depost. Je luy deposay entre les mains une telle somme. je luy ay deposé mon… … Dictionnaire de l'Académie française
deposer — Deposer, et porter tesmoignage pardevant un juge et examinateur, Dicere pro testimonio, Dicere testimonium. Deposer contre quelqu un, Obiicere, Dicere testimonium in aliquem, vel contra aliquem. Tesmoigner ou deposer en tourbe, Vniuersim, vel… … Thresor de la langue françoyse
Deposer — De*pos er, n. 1. One who deposes or degrades from office. [1913 Webster] 2. One who testifies or deposes; a deponent. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Déposer plainte — ● Déposer plainte porter plainte en justice … Encyclopédie Universelle
Déposer son bilan — ● Déposer son bilan pour un commerçant, une entreprise, se déclarer en cessation de paiements … Encyclopédie Universelle
Déposer un baiser, une caresse — ● Déposer un baiser, une caresse les donner avec délicatesse … Encyclopédie Universelle
Déposer une caution — ● Déposer une caution verser une garantie … Encyclopédie Universelle
déposer — 1. déposer [ depoze ] v. tr. <conjug. : 1> • XIIe; lat. deponere, d apr. poser I ♦ Dépouiller (qqn) de l autorité souveraine. ⇒ destituer. Déposer un roi, un empereur (⇒ détrôner) , un pape. II ♦ 1 ♦ Poser (une chose que l on portait).… … Encyclopédie Universelle
déposer — (dé pô zé) v. a. 1° Poser une chose que l on portait. Il déposa son fardeau. • Du tonnerre vengeur s en va tout embraser, Et, tranquille, à ses pieds revient le déposer, RAC. Esth. prol.. Déposer son fardeau, se dit quelquefois d une femme … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
DÉPOSER — v. a. Poser une chose que l on portait. Il déposa son fardeau. Il signifie figurément, Se dépouiller, se défaire de. Quand ce prince visitait ses amis, il semblait déposer sa grandeur en entrant. Déposer sa fierté. Ils paraissaient avoir déposé … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)